Blog

De verhalen

De erven van de boerderijen zijn vaak langgerekt en smal. De verschillende functies op het erf zijn achter elkaar gelegen. Het erf met de stallen en schuren gaan schuil achter een brede houtsingel. De houtsingels, vaak 5-10 meter breed, bestaan uit verschillende bomensoorten zoals eik, es, iep, populier afgewisseld met struiken zoals de vlier, hazelaar en krent.

In de lengterichting van de perceelsgrenzen staan, vaak langs een sloot, (knot)bomenrijen, zoals knotwilg en knot-es. Soms zie je ze om-en-om geknot. Dat is om er voor te zorgen dat de vogels kunnen blijven nestelen in de boom. Aan de achterzijde staan vaak populieren en berken.

Geriefhoutbosjes liggen van oorsprong vaak aan de zuidwest kant van het erf. Per bosje overheerst een soort: wilg, els of populier. Eens in de vijf à zeven jaar worden de bomen afgezet tot op de stobbe.

Op het voorerf staan vaak solitaire bomen, zoals eik, paardenkastanje, linde, esdoorn of okkernoot. Op het achtererf staan eik, es en populier. Voor de voorgevel staan vaak leibomen. Meestal zijn dit linden, maar soms ook paardenkastanje of iep.

Naast de voortuin treffen we een kleine hoogstamboomgaard met soorten als kers, pruim en bijzondere appel- en peersoorten. Vaak zijn dit niet meer dan tien bomen. De bomen staan in rijen geplant. Een haag markeert de voorgrens, zoals liguster, (haag)beuk of Spaanse aak. Soorten als laurier, conifeer en taxus horen hier niet thuis. Binnen de haag ligt het grasveld of een siertuin. Grind past goed bij het karakter van het landschap.

4d & 4f beplanting erf